(dag 1-83)
waar het warmer wordt,
en ik steeds kleiner,
een donkerrode sluier mijn wangen bedekt
en ik door natte, onderaardse gangen,
iets tussen een darmwand en een baarmoeder in,
naar het ontbreken van licht afdaal.
We kunnen er enkel kijken met onze handen
en onze neus, die een slijmspoor waarneemt
tussen het stof. Ondertussen vraag ik mij af
hoe ik weer zo zacht geworden ben, zo krachteloos
en al deze mensen rondom zo benig
dat ik mijn glimlach met hun ledematen snijden kan.
(afbeelding 21)
(day 1-83)
where it grows warmer
and I grow smaller,
where a crimson veil covers my cheeks
and I descend, through wet cisterns,
something like a colon or a uterus,
looking for the lack of light.
We can only look with our hands in here
and our nose, that observes traces of slime
and our nose, that observes traces of slime
In the dust. Meanwhile I ask myself
how I’ve grown so soft, so forceless,
and all these people around so bony
that I can cut my smile with their limbs.
(image 21)
love that drawing
ReplyDeleteBeautiful drawing!
ReplyDelete